Lieven Scheire is naast zijn werk met het comedycollectief Neveneffecten en de daaruit voortvloeiende televisieprogramma’s als Basta en Willy’s en Marjetten actief als auteur, cabaretier, gastspreker en natuurkundige. Hij die de relativiteitstheorie begrijpelijk maakte voor iedereen, zijn volk leerde lachen en zijn katten een voor- en achternaam toedicht staat ons hartelijk te woord vanuit zijn woning in Gent.
Je hebt een behoorlijk druk leven. Hoe combineer je dat allemaal?
Niet (lacht). Mijn agenda lijkt meestal op een soort mozaïek die ik geregeld moet ontrafelen. Soms dwingt het me tot keuzes. Mijn studie natuurkunde heb ik destijds bijvoorbeeld niet kunnen afmaken omdat ik het te druk kreeg met mijn televisiewerk. Uiteindelijk is het een luxeprobleem; door op televisie een platform te krijgen voor mijn beide passies, krijg je al snel erg veel aanvragen voor zowel kleine als grotere opdrachten. Omdat ik alles zo tof vind om te doen zeg ik meestal gewoon ‘ja’, waarna mijn agenda vervolgens volledig in de knoop geraakt en ik alles naderhand serieus moet gaan afwegen. Tel daar het gezinsleven nog bij en je weet wellicht genoeg?
Hoe was Lieven Scheire in zijn jeugd?
Langharig. Ik had haar tot (wijst tot halverwege zijn rug) hier ongeveer. Toen we de eerste reeks Neveneffecten opnamen en we daarvoor pruiken moesten dragen was dat voor zowel mijzelf als de visagist een ware kwelling. Toen heb ik er de schaar maar ingezet.
Wist je al snel waar je naartoe wou met je leven?
Ja, goh, toen ik heel klein was wou ik pastoor worden. Ik ben naderhand gelukkig een stuk rationeler geworden (lacht).Televisie maken was wel al snel een serieuze interesse. Zeker na het zien van een programma als Buiten de zone wist ik dat heel zeker. Ik wou eigenlijk filmregie studeren maar heb lang getwijfeld. Na wat rondvraag bij mensen die voor televisie werkten kwam ik erachter dat het, tenzij je echt specifiek regisseur wilde worden, niet bijzonder veel uitmaakte wat je gestudeerd had. Als je maar goede ideeën had kon je in die sector best wat verwezenlijken.
Toen dacht ik: laat mij maar fysica studeren. Daar had ik een al even grote passie voor ontwikkeld en ik zou in elk geval een back-up hebben voor als mijn plannen mislukten. Ik begon in die periode ook met stand-up comedy en probeerde dat zo goed mogelijk te combineren met de lessen.
Die stand-up comedy, waar speelde zich dat af?
Voornamelijk in cafés en jeugdhuizen. Dat was, en is nog steeds, een immens circuit. Zeker in Oost- en West-Vlaanderen. Het was destijds de gouden periode om als stand-upcomedian aan de slag te gaan. Voorheen was dat fenomeen totaal onbekend, maar tussen 2001 en 2003 begon het echt razend populair te worden. Iedereen die anno 2012 iets betekent of op het punt staat door te breken op dat vlak, zette in die tijd zijn eerste stappen. Dan reed ik op een zaterdag in mijn aftandse Volkswagen Golf naar een café in West-Vlaanderen, om daar samen met bijvoorbeeld Wim Helsen en Wouter Deprez elk twintig minuten op het podium te gaan staan. Nagenoeg elk weekend en voor pakweg vijftig euro.
En dat regelden jullie allemaal zelf?
Ja en neen. Je moet de eerste stappen uiteraard zelf zetten. Wel waren er twee boekingskantoren die dat in Vlaanderen echt op gang hebben gebracht. Die zeiden tegen café-uitbaters zoiets als: ‘Kijk, je hoeft geen p.a. te huren, geen licht-installatie en je hoeft geen voltallig muziekensemble te laten opdraven die een stijl spelen waar de helft van je cliënteel mogelijk niet op zit te wachten. Één man met een micro en verder geen kosten… laat staan zorgen’. Dat was een formule die erg goed aansloeg.
Toen ik de eerste keer optrad in comedy club ‘The Lunatics’, hier in Gent, zei de uitbater achteraf: ‘Dat was goed, kom volgende week terug en doe het nog eens’. Voor ik de week erop het podium opging, kwam er een man naar me toe. Het bleek een boekingsagent te zijn die naar eigen zeggen wel 30 optredens voor me had. De uitbater had die man gebeld en aangegeven dat ik best goed was. Die gast had inmiddels zoveel podia dat hij dringend nieuwe komieken nodig had om die te vullen. Als je in 2001 niet gewoon rotslecht was kwam je probleemloos aan de bak als komiek. Het was echt een fantastische tijd.
Je combineert je passie voor natuurkunde en fysica graag met diezelfde humor. Is dat volgens jouw DE manier om iets op anderen over te brengen?
Ja, het is zeker een manier om het aangenaam en verteerbaar te maken. Ik leg heel graag een principe uit. De zon geeft licht: hoe komt dat, wat gebeurt daarmee, van waar komt die energie? Dat soort dingen. En ik heb het geluk dat ik heel die taal van de fysica, die wiskunde, dat ik die heel goed kan lezen. Juist die wiskunde is hetgene waar de meeste mensen op afknappen. Als je dat achterwege laat en je uitleg op een begrijpelijke manier brengt dan trekt dat veel meer mensen aan. Als je er ook nog humor aan toevoegt heb je nagenoeg iedereen mee. Ik noem het het ‘Top Gear-fenomeen’. Veel mensen die niet eens in auto’s geïnteresseerd zijn kijken naar dat programma. Omdat er af en toe een goeie vondst en een goeie grap in zit blijven ze er graag naar kijken.
De combinatie werkt dus prima. Kan je dat doortrekken naar het maatschappelijk leven. Scholen bijvoorbeeld?
Ik denk dat bevlogenheid minstens zo belangrijk is dan humor eigenlijk. Ik heb zeer bevlogen leerkrachten gehad en je merkt dat die het grootste deel van de klas effectief meekrijgen, maar nog steeds niet iedereen. Je kan je afvragen of dat ook moet? In mijn eerste jaren aan de middelbare school heb ik bijvoorbeeld Latijn gehad en ik vraag me nog steeds af waar dat in mijn geval goed voor was. Het lijkt me onzinnig om iemand met totaal andere ambities zonodig toch wat integraal rekenen en relativiteitstheorie mee te geven. Ik zit zelf natuurlijk op een ander spoor. Ik vind die materie zodanig sensationeel en briljant dat ik het aan het publiek aanbiedt in de vorm van entertainment. Aan de mensen die er ook naar willen luisteren. Dat scheelt. Op school is dat anders, daar wordt je bij een leerkracht geplant.
Met het programma Basta hebben jullie flink wat stof doen opwaaien. Hoe kijk je daar achteraf op terug?
Als een zeer lastig programma om te maken. Vooral vanwege de onzekerheden. Alles kon mislukken op gelijk welk moment en dat gebeurde dan ook regelmatig. Het is geen programma waarbij je een scenario uitschrijft waar iedereen zich kon aan houden. Bovendien ben je ook nooit klaar met zoiets. Ik zat altijd wel ergens over te piekeren en kon me moeilijk ontspannen vanwege alle geheimhouding die er bij kwam kijken.
Als er iets uitlekte twee maanden voor het op antenne ging…dan waren we de pineut! Ik vond dat echt dansen op een slappe koord en ik ben daar niet zo goed in. Ik ben nogal een risico-averse persoon terwijl de andere drie daar iets makkelijker mee konden omgaan. Nu goed, het was het uiteindelijk wel waard natuurlijk. Of ik er opnieuw aan zou beginnen? Als ik, in tegenstelling tot toen, op voorhand wist wat de impact zou zijn…zeker en vast. Maar toen we het programma maakten wisten we nog helemaal niks. Voor hetzelfde geld maak je iets dat iedereen maar matig vindt en dan heb je daar een jaar van je tijd en zelfs gezondheid voor opgeofferd.
Je bent ook erg begaan met het milieu. Je schreef samen met een jeugdvriend het boek ‘wat als de olie op is?’. Waarin ligt volgens jou de oplossing?
Ik ben nogal een technologie-optimist. Ik geloof heel hard in technologische ontwikkelingen, innovatie en creativiteit. Sommige mensen zeggen net dat alles kapot zal gaan aan de technologie terwijl ik dat eerder op de economie zou schuiven. Ik las ooit een uitspraak, van een technologie-pessimist, die beweerde dat de laatste woorden op aarde zullen zijn; ‘Maar dat is technisch onmogelijk!’. Volgens mij zullen de laatste woorden op aarde zijn: ‘Daar is zeker een markt voor’ (lacht).
Op dit moment is duurzaamheid en ecologie iets dat immens leeft. Bedrijven weten dat ook en springen er bovenop. Het verkoopt goed en het is ideaal om hun imago op te krikken. Je merkt steeds vaker dat je tussen al de ‘greenwashing’ door moet prikken om het kaf van het koren te kunnen scheiden. Pas als het echt dringend wordt komt de echte innovatie wel in gang. Als je de hedendaagse technologie vergelijkt met vroeger…Ik herinner mij dat ik twee jaar geleden, samen met Jelle (De Beule. Neveneffecten, red.), een rubriek had in de Laatste Show over samenzweringstheorieën. We hadden het toen over de EVone, een door General Motors ontwikkelde elektrische auto die van de ene op de andere dag van de markt werd gehaald. Die werden allemaal in de pers gepropt en vernietigd. Het complotverhaal luidt dat die auto zodanig succesvol was dat de olieindustrie de boel heeft opgekocht en op die manier de dreiging de kop heeft ingedrukt. Op het einde vroeg Michiel (De Vlieger, presentator. red.) nog of de elektrische auto ooit zou terugkomen? Dat is pas twee jaar geleden!!! Kun je je dat voorstellen?
Als je me 10 jaar geleden had verteld dat global warming gemeengoed zou worden en thema’s als zuinig rijden en CO2-uitstoot een gigantisch argument zou zijn in autoreclames…daar had ik voor getekend!
Momenteel is de olie gewoon nog te gemakkelijk maar we zitten wellicht op een kantelmoment. Waar men nu naarstig naar op zoek is, is een elektrisch aan te maken vloeistof die benzine qua energiedichtheid kan evenaren. Je hebt al waterstof natuurlijk. Die wordt ook elektrisch geproduceerd maar die heeft als nadeel dat het heel instabiel is en moeilijk in een tank te vatten. Ze proberen die nu om te zetten in een soort vloeibare drager die even stabiel is als benzine; die je moeiteloos kan tanken en niet per direct ontploft. En als men daar op uitkomt…tja.
Schrijf dat zo maar op (citeert); “Een stabiele, elektrisch te produceren vloeistof met dezelfde, het mag zelfs ietsje minder zijn, energiedensiteit als benzine is de heilige graal!”
Daarmee lost men niet alleen een groot deel van het energievraagstuk op, het is ook fantastisch voor de economie. Daarmee bedoel ik niet het nummertjesspel op de beurs maar een effectieve meerwaarde op wereldvlak. Als je zoiets uitvindt dan is dat een enorme meerwaarde voor ons volledige systeem. Nu, het is nog niet zover. Dat kan evengoed honderd jaar duren. We zullen nog even op de tussenstappen moeten teren.
Waar zie je jezelf in de toekomst? Nu combineer je beide passies. Zie je de ene meer doorslaan?
Dat is een zeer moeilijke vraag die ik mij al m’n hele leven stel. Fysica en humor: ik vind het zalig ze te combineren en ik zie het niet anders verlopen dan dat ik dat ga blijven doen. Gesteld dat ik echt moest kiezen…ik zou de wetenschappelijke kant prefereren. De humor op zich zou me denk ik sneller gaan vervelen…alhoewel….
Je hebt die afwisseling misschien wel nodig?
Waarschijnlijk. Zoals ik al zei: die stand-up comedy…dat was heerlijk. Het tofste wat ik ooit in m’n leven heb gedaan. Heel intensief op een korte periode en verder heb je redelijk veel rust. Je hebt rechtstreeks contact met het publiek en je haalt daar erg veel voldoening uit. Echt fantastisch. Van wetenschap en technologie krijg ik dan weer een veel waardevoller gevoel. Dat ik meebouw aan iets nuttigs waar me met z’n allen aan zitten te vijzen. Dat ik daaraan een steentje kan bijdragen en een radertje in het geheel ben…ook dat voelt geweldig.
Bedankt voor dit interview.
Graag gedaan. Veel succes gewenst.